De European Launcher Development Organisation (ELDO) werd in het begin van de jaren ’60 opgericht. Het had als belangrijkste taak Europa te voorzien van een eigen lanceermiddel. Op deze manier zou een land als België toegang krijgen tot de ruimte en zou Europa niet meer afhankelijk zijn van de andere grotere naties. Een aantal Europese landen, verenigd in de ELDO, riepen hierdoor het Europa raketprogramma in het leven maar uiteindelijk zou dit project uitdraaien op een fiasco.
Er werden drie versies van de Europa raket ontwikkeld waarvan de eerste rakettrap grotendeels samengesteld werd uit bestaande raketonderdelen die afkomstig waren van de Britse Blue Streak raketten. Daarnaast zouden Frankrijk en Duitsland verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van de tweede en derde rakettrap voor deze Europa raketten en zou België instaan voor de realisatie het volgstation. Naast het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland speelde zowel Nederland alsook België een kleine maar niet onbelangrijke rol in dit eerste Europese lanceerprogramma. Australië stelde zijn Woomera lanceerbasis ter beschikking van de ELDO voor het lanceren van de Europa raketten en werd het schiereiland Gove geselecteerd als locatie voor een volgstation. In 1962 was de Europa 1 raket het eerste project van de ELDO, maar aangezien de ruimtevaart toen in snel tempo veranderde was men al gauw verplicht deze raket aan te passen aan de nieuwe eisen. Met de komst van de eerste geostationaire communicatiesatellieten zagen ruimtevaartorganisaties al gauw in dat meer satellieten specifieke taken opgelegd kregen waardoor men aangepaste lanceermiddelen nodig had. De Europa 1 raket beschikte over drie rakettrappen die de namen “Blue Streak”, “Coralie” en “Astris” kregen. Nadat de rakettrappen afzonderlijk geslaagde testvluchten hadden gemaakt, werd op 30 november 1968 voor het eerst een Europa 1 raket gelanceerd van op Woomera. Het succes was van korte duur want deze lancering bleek uit te draaien in een mislukking. Uiteindelijk werden drie pogingen ondernomen tussen november 1968 en juli 1970 om een vracht met de Europa 1 raket in de ruimte te brengen maar helaas slaagde men hier niet in. Door het falen van de Europa 1 raket en de nood aan een modernere en een meer krachtige raket besliste de ELDO in juli 1966 het Europa programma drastisch te wijzigen met een nieuwe vestiging voor lanceringen in het Zuid Amerikaanse Frans Guyana. Aangezien deze locatie zich heel dicht bij de evenaar bevond, bleek een directe lancering naar een geostationaire baan van hieruit mogelijk te zijn.
Op 5 november 1971 explodeerde uiteindelijk de eerste Europa 2 raket in volle vlucht nadat deze was opgestegen vanop Kourou lanceerbasis in Frans Guyana. Europa bleek nu verder dan ooit verwijderd te zijn van een eigen lanceermiddel. Onder druk van enkele deelnemende landen werd in 1969 beslist om over te gaan naar de ontwikkeling van de Europa 3 raket die satellieten tot 750 kilogram in een geostationaire baan om de aarde zou moeten brengen. Helaas geraakte het Europa 3 programma nooit verder dan de tekentafels. Verschillende ELDO leden begonnen zich vragen te stellen bij dit Europa programma. Nadat Groot-Brittannië, Italië, Nederland en Duitsland een samenwerking met Amerika voorstelden voor het lanceren van kunstmanen werd het Europa programma en de ELDO stopgezet. Tijdens de Europese ruimtevaartconferentie van 31 juli 1973 in Brussel kreeg Europa opnieuw hoop op een eigen lanceermiddel aangezien negen landen het LIIIS programma goedkeurden. Uit dit programma groeide de ontwikkeling van de Ariane raket die Europa in de ruimte bracht. Deze is vandaag de dag nog steeds de drijvende kracht is achter het Europese ruimtevaartprogramma.
België en de Europa raket
België leverde niet alleen een inspanning voor het Europa volgstation in Australië, maar werkte ook mee aan de bouw van deze raket. Zo werden vanaf 1963 de bedrijven SABCA en FN betrokken bij de bouw van de Britse Blue Streak rakettrap. Uiteindelijk produceerde België enkele motoronderdelen en ontwikkelde Bell Telephone Manufacturing Company (BTMC) communicatieapparatuur voor de besturingseenheden voor de Europa 1, 2 en 3 raketten. Daarnaast was BTMC ook betrokken bij een station voor telemetrie in het Braziliaanse Fortaleza en werkte BTMC, het Manufacture Belge de Lampes et de Matériel Electronique (MBLE) alsook het Société d’Etudes Techniques et Constructions Aérospatiales (ETCA) mee aan het PAS (Perigee Apogee System) systeem waarmee satellieten in een geostationaire baan om de aarde moesten gebracht worden. De grootste Belgische bijdrage aan dit ELDO programma was ongetwijfeld de bouw en de levering van het volgstation dat de raket moest volgen tijdens zijn lancering vanop de Woomera lanceerbasis. Op elk moment van de vlucht moest dit station de positie en de snelheid meten van de raket zodat men meteen koerscorrecties zou kunnen doorsturen naar de derde rakettrap. In de herfst van 1966 was het ELDO volgstation in Gove operationeel maar uiteindelijk zou men hier nooit een Europa raket volgen waardoor de Belgische technologie nooit zijn deugdelijkheid kon bewijzen. Uit tests bleek later wel dat de Belgische apparatuur de raket feilloos zou hebben gevolgd.