Toen Europa in de jaren zeventig besloot een eigen draagraket te ontwikkelen, stond er veel op het spel. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie beheersten de lanceermarkt, en Europa had na het mislukte ELDO-programma (met de raket Europa II) dringend behoefte aan een betrouwbaar, zelfstandig lanceermiddel.
Uit dat streven werd de Ariane 1 geboren, het begin van een succesverhaal dat tot op vandaag voortduurt. Minder bekend is echter de rol die België speelde bij de totstandkoming van deze raket. Hoewel ons land geen grote raketmotoren bouwde, leverde het een onmisbare bijdrage op het gebied van grondsystemen, elektronica en kwaliteitscontrole, en legde het zo de basis voor decennia van industriële betrokkenheid bij de Europese ruimtevaart.
Wat was de Ariane 1?
De Ariane 1 was de eerste operationele raket uit de Europese Ariane-familie. Ze werd ontwikkeld door het Franse CNES (Centre National d’Études Spatiales) in samenwerking met de pas opgerichte Europese ruimtevaartorganisatie ESA, waarvan België een stichtend lid was. De raket was ongeveer 50 meter hoog, woog ruim 200 ton bij lancering en bestond uit drie trappen. De eerste en tweede trap gebruikten Viking-motoren die vloeibare hypergole brandstoffen verbrandden, UDMH en stikstoftetroxide, terwijl de derde trap cryogeen was en vloeibare waterstof en zuurstof gebruikte. Deze bovenste trap was uitgerust met de HM-7-motor, die later ook in de opvolgende Ariane-versies dienst zou doen.
Ariane 1 kon ongeveer 1,7 tot 1,9 ton lading in een geostationaire overdrachtbaan brengen, voldoende om de snel groeiende markt van communicatiesatellieten te bedienen. De eerste succesvolle lancering vond plaats op 24 december 1979 vanuit het Centre Spatial Guyanais in Kourou. Daarmee kreeg Europa voor het eerst een eigen toegang tot de ruimte, onafhankelijk van Amerikaanse draagraketten. In totaal werden elf Ariane 1-raketten gelanceerd, waarvan negen met succes. De opgedane ervaring vormde het fundament voor latere versies, Ariane 2, 3, 4, 5 en tegenwoordig 6.
België’s vroege betrokkenheid
België was vanaf het begin een actieve partner in de Europese ruimtevaartinspanningen. Binnen de ESA droeg het land ongeveer vijf procent van het Ariane-1-budget bij. Dat lijkt bescheiden, maar dankzij de ESA-regel van de zogenaamde geografische return betekende dit dat Belgische bedrijven ook opdrachten kregen ter waarde van ongeveer datzelfde percentage van het programma. Op die manier werd niet enkel financieel bijgedragen, maar ook technologische expertise opgebouwd in eigen land. Voor België was deelname aan Ariane 1 niet vanzelfsprekend. Het land beschikte niet over een traditie in raketbouw of cryogene motoren, zoals Frankrijk of Duitsland. De Belgische industrie had echter wel sterke competenties in precisie-elektronica, mechanica en testapparatuur, disciplines die cruciaal zijn voor de betrouwbaarheid van een lanceersysteem. Vanuit die invalshoek leverde België bijdragen die onzichtbaar bleven voor het grote publiek, maar essentieel waren voor het succes van het programma.
ETCA en het hart van de grondcontrole
De belangrijkste Belgische bijdrage kwam van ETCA (Établissement Technique Central de l’Armement), gevestigd in Charleroi. ETCA was verantwoordelijk voor het ontwerp en de levering van de checkout-systemen voor Ariane 1 in Kourou. Deze systemen vormden letterlijk het zenuwstelsel van de lanceerbasis: ze controleerden vóór elke lancering de duizenden sensoren, kabels, ventielen en elektronische modules aan boord van de raket. Elke Ariane-raket werd voor de lancering grondig getest via een reeks automatische en handmatige procedures. De checkout-systemen zorgden ervoor dat ingenieurs vanuit het controlecentrum konden nagaan of elk subsysteem correct functioneerde. Een enkele fout in de testlogica kon desastreus zijn. Dat het Belgische ETCA die verantwoordelijkheid toevertrouwd kreeg, getuigt van een groot vertrouwen in de Belgische technische competentie. Het was een complexe opdracht, die zowel hardware, software als integratie met Franse en Duitse subsystemen vereiste. De kennis die ETCA hier opdeed, werd later de basis voor zijn rol als specialist in avionica voor Ariane 4, 5 en 6, onder de naam Thales Alenia Space ETCA.
SABCA en structurele systemen
Een tweede belangrijke speler was SABCA (Société Anonyme Belge de Constructions Aéronautiques). Dit bedrijf had reeds ervaring in luchtvaartstructuren en actuatorsystemen, en werd ingeschakeld voor verschillende onderdelen van de Ariane-raket en de bijbehorende grondinstallaties. In de beginfase van Ariane 1 werkte SABCA aan structurele componenten en mechanische interfaces die dienden voor de montage en het hanteren van de raket op de grond. Belangrijker nog was de knowhow die SABCA hierbij opbouwde in servo- en actuatorsystemen, technologieën die de oriëntatie van raketmotoren regelen. Hoewel deze systemen pas echt prominent werden in latere Ariane-versies, vindt hun oorsprong in de kennisopbouw tijdens het Ariane-1-programma. SABCA werd zo een vaste industriële pijler binnen het Europese lanceerprogramma, verantwoordelijk voor stuurmechanismen die vandaag nog steeds in gebruik zijn.
FN Herstal en BTMC: grondapparatuur en ondersteuning
Daarnaast droegen ook FN Herstal en BTMC bij aan de Belgische component van Ariane 1. Deze bedrijven leverden onderdelen voor grondondersteuningsapparatuur (Ground Support Equipment, GSE) en testinstallaties. Dergelijke apparatuur omvatte mechanische systemen voor het bevestigen, vervoeren en beproeven van raketonderdelen, maar ook hydraulische en elektrische koppelingen die tijdens de voorbereiding van een lancering gebruikt worden. Hoewel deze bijdragen minder zichtbaar waren, waren ze onmisbaar: zonder betrouwbare grondinfrastructuur zou de raket nooit veilig gelanceerd kunnen worden.
Samenwerken en leren
De Belgische deelname aan Ariane 1 was meer dan louter toelevering. Ze betekende ook een leerproces op organisatorisch en technologisch vlak. Belgische bedrijven moesten voldoen aan de uiterst strikte kwaliteits- en documentatie-eisen van ESA en CNES. Voor elke component golden strenge test- en certificatieprocedures. Die cultuur van precisie en traceerbaarheid vormde de basis voor de latere Belgische ruimtevaartindustrie. Bovendien leidde de deelname tot kennisoverdracht tussen Belgische ingenieurs en hun collega’s uit Frankrijk, Duitsland en Italië. Veel jonge Belgische ingenieurs die in de jaren zeventig en tachtig aan Ariane werkten, zouden later sleutelfiguren worden in Europese projecten rond satellietbouw, telecommunicatie en navigatie. De Ariane-1 was zo een katalysator voor de professionalisering van de Belgische ruimtevaartsector.
Een kleine speler met grote impact
Hoewel België slechts een klein aandeel had in de totale ontwikkelingskosten, was de strategische waarde van die bijdrage groot. De deelname aan Ariane 1 verzekerde België van een vaste plaats aan de Europese ruimtevaarttafel. Ze creëerde honderden hoogtechnologische banen, stimuleerde onderzoek en ontwikkeling, en gaf Belgische bedrijven de geloofwaardigheid om ook buiten ESA opdrachten te verwerven. Vandaag zijn bedrijven als Thales Alenia Space ETCA, SABCA en QinetiQ Space wereldspelers in hun niches. Die positie is rechtstreeks terug te voeren op de eerste stappen die in de jaren zeventig met Ariane 1 werden gezet. De Belgische ruimtevaartsector mag klein zijn, maar haar impact op de Europese lanceerarchitectuur is structureel.