Op 16 mei 1985 publiceerde het bekende wetenschappelijke tijdschrift Nature een artikel over het ozongat boven Antarctica. Sindsdien besteden wetenschappers veel aandacht aan de verarming van dit gas, in het bijzonder de onderzoekers van het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA). De auteurs van het artikel, wetenschappers van de British Antarctic Survey, wezen op de spectaculaire vermindering van de gemiddelde hoeveelheid stratosferisch ozon boven de Zuidpool. Ze voerden deze metingen uit vanaf de Britse basis Halley Bay tijdens de oktobermaanden, van 1979 tot 1984. Dit artikel bracht een hypothetische link naar voor tussen deze ozonafname en de waargenomen toename sinds het begin van de jaren 1970 van chloorfluorkoolwaterstoffen in de aardse atmosfeer.
De allereerste melding van de afname kwam echter van de wetenschappers van de Japanse Zuidpoolbasis Syowa op de bijeenkomst van de Internationale Ozon Commissie in 1984. Iets later, tijdens een meetcampagne in Antarctica in 1987, leidde de bevestiging van het verband tussen de gechloreerde bestanddeeltjes en de vermindering van de stratosferische ozonlaag datzelfde jaar tot de ondertekening van het Protocol van Montreal. Dit Protocol streeft naar de bescherming van de ozonlaag door de vermindering en, op lange termijn, de totale stop van de productie van chloor- en broomstoffen, die een rol spelen bij de vernietiging van ozon.
Tijdens de Belgisch-Nederlandse Zuidpoolexpeditie van 1965-1967 voerden onderzoekers al ozonmetingen uit vanaf de "Koning Boudewijnbasis".. De nieuwe interpretatie van deze gegevens, in combinatie met de studie van de meteorologische situatie van toen, is één van de bewijzen voor de chemische oorzaak van het ozongat. Deze data, recent gedigitaliseerd, en meer informatie over de "Koning Boudewijnbasis" en Antarctisch Ozon zijn
te vinden op http://ozonehistory.aeronomie.be.
De verificatie van de gevolgen van het Protocol van Montréal maakt deel uit van de missie van het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA). Al verschillende decennia lang is het BIRA betrokken bij de bewaking van de stratosferische ozonlaag en de stoffen die de laag vernietigen. De instrumenten van het BIRA meten de samenstelling van de atmosfeer vanuit stations gelegen in Scandinavië, in de Alpen en op Ile de la Réunion. Deze stations zijn onmisbare aanvullingen voor satellietwaarnemingen en maken deel uit van het NDACC-netwerk (Network for the Detection of Atmospheric Composition Change), dat door de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) erkend wordt voor haar belangrijke bijdrage aan het "Global Atmosphere Watch"-programma. In de jaren 1990 was het BIRA sterk betrokken bij het voorstellen en het opvolgen van de inwerkingstelling van het GOME-instrument, het eerste Europese satellietinstrument voor de studie van de ozonlaag, en bij diens opvolger SCIAMACHY, een Belgisch-Duits-Nederlandse samenwerking aan de Europese milieusatelliet ENVISAT. Vandaag zet het BIRA zijn taak van atmosfeerbewaker verder met andere instrumenten aan boord van ENVISAT, GOMOS bijvoorbeeld, en met de satellietinstrumenten GOME-2 en IASI (EUMETSAT) en OMI (NASA). Gelijklopend hiermee voert het BIRA analyses en kortetermijnvoorspellingen uit van de toestand van de stratosfeer, in bijna reële tijd, in het bijzonder van ozon, met BASCOE, een assimilatiesysteem van gegevens. De analyses zijn te vinden op http://macc.aeronomie.be/bascoe_NRT/.
De metingen van de atmosferische samenstelling, uitgevoerd van op de grond en vanuit de ruimte door onderzoekers van het BIRA, hebben aangetoond dat de hoeveelheden van verschillende chloor- en broomstoffen werkelijk verminderd zijn in de stratosfeer. Wat de chloorverbindingen betreft, is de daling waar te nemen sinds de jaren 1990; voor de broomverbindingen is de vermindering waarneembaar sinds de jaren 2000. Ze bewijzen het positieve effect van het Montreal Protocol. Op onze breedtegraden, nemen we dus niet langer de ozonvermindering waar, die we gekend hebben tot midden jaren 1990. En toch, ondanks deze bemoedigende evolutie aan onze breedtegraden, is de situatie aan de poolgebieden ver van opgelost. Het ozongat boven Antarctica blijft immers elk jaar opdagen tijdens de plaatselijke lente. Volgens de waarnemingen van het SCIAMACHY-instrument bereikte het ozongat in 2007 en 2008 een oppervlakte van 22 en 25 miljoen km2 wat neerkomt op 1,5 tot bijna 2 maal de grootte van continent Antarctica. In september 2009 heeft SCIAMACHY opnieuw een ozongat van 22 miljoen km2 gemeten. Dit lijkt een typische waarde te zijn voor de ozongaten van dit decennium en de onderzoekers zullen dit waarschijnlijk nog gedurende vele jaren waarnemen, omdat er nog geen enkel duidelijk teken van verbetering merkbaar is.
De simulaties van de evolutie van onze atmosfeer voorspellen een herstel van de stratosferische ozonlaag rond de jaren 2020-2030 op wereldschaal en tegen 2050 boven Antarctica. Er zijn echter een aantal niet te verwaarlozen onzekerheden als gevolg van de wisselwerking tussen fenomenen die te maken hebben met stratosferisch ozon en de klimaatveranderingen, die de simulaties ongunstig kunnen beïnvloeden. Dit toont het fundamentele belang aan van de opvolging van de evolutie van de ozonlaag met behulp van continue waarnemingen van op de grond en vanuit de ruimte. Tot slot vermelden we nog dat wetenschappers van over de hele wereld zich elke 4 jaar verzamelen om een rapport te schrijven over de toestand van de stratosferische ozonlaag, onder de auspiciën van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). Deze rapporten dienen om de
maatregelen van het Montreal Protocol op elkaar af te stemmen teneinde grotere ozonverliezen te vermijden. Dit jaar verschijnt het rapport 'Scientific Assessment of Ozone Depletion 2010' waaraan verschillende wetenschappers van het BIRA meewerkten.
Contact BIRA:
Communicatiedienst:
Tim Somers
02/373.67.35
0473/40.90.02
Wetenschappelijk verantwoordelijke:
Martine De Mazière
02/373.03.63
Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA)
Ringlaan 3 1180 Brussel
https://www.aeronomie.be