In oktober 2014 gooit de Ruimtepool in Ukkel haar deuren open voor het grote publiek. Het Koninklijk Observatorium, het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie en het Koninklijk Meteorologisch Instituut zijn dan te bezoeken. Een eeuw geleden, op 14 augustus 1915, was de voorloper van de Ruimtepool onderwerp van een artikel in het weekblad L’Événement Illustré. Het blad werd in Brussel gedrukt en besprak allerhande nationale en internationale onderwerpen. De aandacht ging vooral naar de Eerste Wereldoorlog, die toen pas bezig was. Maar de Duitse bezetter wilde in de media ook positieve verhalen brengen, zoals over “l’Observatoire de Bruxelles”.
Er wordt daarin hulde gebracht aan Lambert Adolphe Jaecques Quetelet (1796-1874) die werkzaam was als wiskundeleerkracht maar in 1815 doctoreerde aan de universiteit van Gent. Het Hollandse Bewind onder koning Willem I (1815-1830) was op educatief en wetenschappelijk vlak erg positief voor het toekomstige België. Het is onduidelijk wat Quetelet in de eerste jaren na zijn studies deed, maar op 1 februari 1820 werd hij lid van de Academie der Wetenschappen te Brussel. In 1822 stelde hij aan minister van Onderwijs Anton Reinhard Falck (1776-1847) en aan koning Willem I voor om een Observatorium op te richten in Brussel.
Het observatorium was zijn droom. Hij wilde wetenschap populariseren. Quetelet gaf sinds 1823 al publieke lezingen over astronomie in het Museum voor de Wetenschappen en de Letteren. Maar een echt observatorium zou veel interessanter zijn als uitvalsbasis. De koning begreep hem. Hij liet zelf vanaf 1826 aan de universiteiten openbare colleges verzorgen over natuurwetenschappen. Hij gaf Quetelet de nodige steun (koninklijk decreet van 8 juni 1826). De bouw van het Observatorium startte in 1828 in St. Joost-ten-Node (nu aan het Queteletplein, aan de Brusselse kleine ring). Het scheelde niet veel of de revolutie in 1830 had geleid tot de stopzetting van de bouw, omdat dit een Hollands – dus vijandig – initiatief was. In 1833 was het Observatorium een feit. Een jaar eerder was Quetelet secretaris van de Academie geworden en daarmee had hij veel politieke invloed.
Het Koninklijk Observatorium en het Koninklijk Meteorologisch Instituut (L'Evénément Illustré).
Quetelet promootte naast astronomie ook de “physique du globe” (geofysica), dat meteorologie, geologie, aardmagnetisme en fenologie omvatte. Quetelet legde zich samen met zijn zoon toe op meteorologische waarnemingen. Hij publiceerde de resultaten als gemiddelden. Het Observatorium was daarmee het eerste officiële meteorologisch instituut in Europa. Daarna volgden Duitsland (1847), Rusland (1849), Oostenrijk (1851), Engeland, Portugal en Nederland (1854). De weermetingen startten in 1833, de waarnemingen van de fenologie in 1839, de meting van het aardmagnetisme in 1840 en van de zonnestraling en atmosferische elektriciteit in 1842.
Quetelet ging in 1836 lesgeven aan de Koninklijke Militaire School in Brussel. Hij gaf de vakken astronomie en geodesie. Hij zorgde voor de eerste geodetische metingen van België en voor een verbinding tussen de meridiaan van de Brusselse sterrenwacht met die van Greenwich (Londen), Parijs en Potsdam.
Na Nederland volgde de oprichting van meteorologische instituten in Frankrijk (1855), de USA (1860), Italië (1863) en Denemarken (1872). In die periode werd Quetelet in Brussel opgevolgd door zijn zoon Ernest Quetelet (1825-1878) die o.a. een sterrencatalogus publiceerde. Hij leidde het observatorium van 1855 tot 1874. Onderzoekers zoals Louis Melsen (1814-1886) en Jozef Plateau (1801-1883) legden zich toe op “meteorologische” fenomenen zoals eclipsen, vallende sterren, planeten stormen, hagelbuien, poollicht, … Het Observatorium in Brussel werd te klein voor de vele wetenschappelijke studies. Ook vroeg de toenemende specialisatie om aparte diensten of studiegroepen.
De nieuwe directeur Jean-Charles Houzeau de Lehaie (1820-1888) zorgde vanaf 1876 voor een modernisering van het Observatorium. Hij scheidde de astronomie van de meteorologie en bracht geld bijeen voor een meteorologische dienst op een nieuwe locatie, in Ukkel. Maar de bouw daarvan zou pas in 1883 beginnen (het was crisis). Intussen vernieuwde hij het materiaal, verhoogde hij het personeelsaantal en verkreeg hij medewerking van waardevolle wetenschappers. Hij publiceerde de eerste magnetische kaart van België. De weermetingen werden bovendien uitgebreid over alle provincies. Het eerste Belgische weerbericht (“Meteorologisch Bulletin”) dateert van 26 september 1876. Het ging niet om een voorspelling maar om een melding van de temperaturen van de vorige dag. Nog decennialang zal je deze aanpak zien in kranten en almanakken.
De paviljoenen voor de magnetische metingen (L'Evénément Illustré).
Houzeau de Lehaie werd in 1883 opgevolgd door een directiecomité en in 1885 door de Luikse astronoom François Folie. Die liet de astronomische dienst ook naar Ukkel verhuizen en dat was in feite de start van de Ruimtepool. Het complex in Ukkel werd ingeplant in een ringvormig park van 400 meter diameter. De ingang is gericht naar het noorden. In 1891 was het complex– het Observatorium en het Meteorologisch Instituut – klaar en kon de verhuis beginnen. De situatie van beide diensten is zichtbaar op foto’s uit het artikel van 1915.
Na Folie volgden verschillende directeurs: Lancaster van 1898 tot 1906 en Lecointe van 1906 tot 1908. Georges Lecointe (1869-1929) was eerste officier van de Antarctica-expeditie van Adrien de Gerlache (1897-1899). In 1908 werd Jean Vincent de directeur van de Meteorologische Dienst. In 1913 kregen het Observatorium en de Meteorologische Dienst hun koninklijke titel.
Bij de start van de Eerste Wereldoorlog bestond de werking van het Observatorium uit (1) het vaststellen van de tijd, (2) de studie van sterren, en (3) de registratie van seismische bewegingen (sinds 1910) en het aardmagnetisme. Het Meteorologisch Instituut bestudeerde meteorologische verschijnselen en hield de weermetingen bij. Jaarlijks werd een jaaroverzicht gepubliceerd. Deze activiteiten werden tijdens de Eerste Wereldoorlog nog wel uitgevoerd, maar waarschijnlijk minder consequent. Tijdens de opendeurdag in oktober 2014 kun je daarnaar vragen.
Misschien interessant om tijdens de opendeurdag voor te pleiten: de inrichting van een educatieve dienst die permanent (school)groepen kan ontvangen. Het hele complex is immers opgericht dankzij een leerkracht…
De 35-centimeter lenzenkijker van het Koninklijk Observatorium (L'Evénément Illustré).